Op het politieke besluitvormingsproces hebben (trans)nationale bedrijven, supranationale- en intergouvermentele organisaties en niet-gouvernementele organisaties, al dan niet via lobbyisten, een zeer grote invloed. Daarna(aast) de burgers, veelal beperkt tot individueel – actief en passief – kiesrecht en kunnen vanuit (groepen) burgers bijvoorbeeld via actie- en belangengroepen enige invloed uitoefenen op het besluitvormingsproces. Niet te onderschatten is de grote invloed van de (massa en sociale) media op de politieke besluitvormingsproces én (dagelijks) op de beeld- en oordeelsvorming, de mening, van de burger.
Transnationale bedrijven
Transnationale bedrijven (TNC) zijn bedrijven opgericht door een moedermaatschappij, opgericht door de wetgeving van het land van herkomst, die op zijn beurt wordt geïmplementeerd in de vorm van dochterondernemingen of filialen in andere landen, door directe buitenlandse investeringen. De dochterondernemingen onderscheiden zich van de filialen doordat ze niet dezelfde rechtspersoonlijkheid hebben als de moedermaatschappij.
Transnationale bedrijven worden gedefinieerd op basis van het type activiteit, het aantal en de grootte van dochterondernemingen of filialen in het buitenland, evenals het aandeel van activa en inkomsten. Volgens de structuur zijn er drie soorten transnationale bedrijven:
• horizontaal geïntegreerd
Horizontaal geïntegreerde transnationale bedrijven zijn bedrijven waarvan de productie-installaties in verschillende landen zijn gevestigd, maar dezelfde productielijnen van diensten of producten volgen die zijn vastgesteld door het moederbedrijf. Enkele bedrijven die we met deze structuur zijn: binnen de banksector: ICBC (China), JPMorgan Chase (Europese Unie), HSBC Holdings (VK), Citigroup (VS) en in de olie-industrie: Royal Dutch Shell (Nederland), Chevron (VS).
• verticaal geïntegreerd
Verticaal geïntegreerde bedrijven zijn ook bekend als: multinationale bedrijven, worden gekenmerkt door het feit dat elke dochteronderneming of vestiging haar eigen componenten (tussenproduct) vervaardigt, maar het productieproces vindt men in andere landen. Enkele voorbeelden van verticaal geïntegreerde bedrijven zijn: General Electric (Europese Unie-VS), Apple (VS), Volkswagen (Duitsland).
• gediversifieerd
Gediversifieerde transnationale bedrijven zijn lokale bedrijven die alleen verbonden zijn door gemeenschappelijk eigendom. Diversificatie geldt ook voor risico’s, zowel in het bedrijfsleven als met betrekking tot de politieke stabiliteit van landen. Enkele voorbeelden van gediversifieerde transnationale bedrijven zijn: Samsung (Zuid-Korea), Unilever (VS), Novartis (Zwitserland).
Tegenwoordig worden de concepten van transnationale en multinationale bedrijven als synoniemen gebruikt. Zowel het transnationale bedrijf als de multinational hebben een moederbedrijf dat uitbreidt via dochterondernemingen of vestigingen in het buitenland. Het verschil dat wordt gemaakt tussen het transnationale en het multinationale zit vooral in de structuur van hun internationalisering. De multinationale onderneming verwijst specifiek naar verticaal geïntegreerde bedrijven, dat wil zeggen bedrijven waarvan de productielijn zich naar verschillende landen uitbreidt, maar altijd het moederbeleid naleeft.
Supranationale en intergouvermentele organisaties
Bij supranationale organisaties is sprake van een samenwerking en besluitvorming in politieke gemeenschappen bestaande uit verschillende staten. In supranationale organisaties worden bepaalde bevoegdheden van de nationale staten overgedragen naar een autoriteit die boven de nationale staten staat. De Europese Unie is in bepaalde opzichten te beschouwen als een supranationale organisatie (unie). Bij een intergouvermentele organisatie zijn de lidstaten (deelnemende landen) gebonden aan het verdrag van de organisatie. Dit betekent dat elk deelnemend land zich aan bepaalde regels moet houden. Deze regels zijn voor elk land hetzelfde. De beslissingsmacht en de uitvoerende macht ligt bij de lidstaten. De Verenigde Naties (VN), Noord Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO), Raad van Europa, Wereldhandelsorganisatie (WHO) zijn voorbeelden van een intergouvernementele organisatie. Bij een supranationale organisatie is het land gebonden, bij intergouvernementele organisatie is het een samenwerking met uitzondering bij consensus.
Lobbyisten (belangenbehartigers)
Lobbyisten richten zich bij hun werk op de beïnvloeding van bestuurlijke machtscentra: bestuurders van organisaties, volksvertegenwoordigers, ambtenaren, onderzoekers en op andere functionarissen die werkzaam zijn in en voor de publieke sector. Lobbyen gebeurt op alle bestuursniveaus en kan zich behalve op overheden en parlementen ook richten op de besturen van maatschappelijke instellingen en bedrijven, op supranationale en niet-gouvernementele organisaties (Ngo’s). De interventie door zo’n derde partij vindt doorgaans plaats buiten het zicht van de openbaarheid. Een ander kenmerk van lobbyen is dat de externe beïnvloeding plaatsvindt buiten het actief kiesrecht en het petitierecht om en evenmin in het kader van procedures voor inspraak en participatie.
Niet-gouvernementele organisaties
Ngo’s zijn een vertegenwoordiging van het krachtenspel in een samenleving. Ze worden – in de westerse landen – gezien als een essentieel element van een democratie, naast overheid en bedrijfsleven. Vanuit het Westen wordt bij internationale (ontwikkeling)samenwerking veel belang gehecht aan de opbouw van ngo’s, veelal zijn ze ook partners in specifieke projecten. Westerse overheden financieren ook internationale of nationale ngo’s om bepaalde doeleinden te verwezenlijken die zij zelf als overheid niet of minder goed kunnen bereiken. In sommige gevallen worden zelfs gewelddadige ngo’s gefinancierd. Een belangrijke kwestie blijft voor ngo’s de democratische legitimatie. Als volwaardige gesprekspartners tijdens topconferenties is de invloed van ngo’s niet weg te cijferen. Dit ondanks dat zij geen, door het volk verkozen, vertegenwoordigers kennen. Er zijn wereldwijd honderdduizenden ngo’s. Enkele in Nederland grote en belangrijke zijn: Ceres, Cure Violence, Mercy Corps en Partners in Health. Andere bekende voorbeelden zijn Amnesty International, Greenpeace, Artsen zonder Grenzen, Natuurmonumenten, Oxfam International, War Child en WWF.
Het World Economic Forum (WEF) staat genoteerd als een non-profitorganisatie (stichting) en kan gezien worden als een internationale niet-gouvernementele organisatie, maar mogelijk ook als intergouvernementele organisatie. Het WEF organiseert in de winter haar jaarvergadering in Davos. Een bijeenkomst – op uitnodiging – van de CEO’s van de grootste bedrijven ter wereld, internationale politici (presidenten, ministers-presidenten en anderen), vertegenwoordigers van niet-gouvernementele organisaties, intellectuelen en journalisten, in totaal zo’n 2500 personen. Daarnaast organiseert het WEF verschillende regionale conferenties op alle continenten. Omdat in Davos de invloedrijkste personen (met name uit de Westerse wereld), onder wie vele staatshoofden, samenkomen, is het een zeer invloedrijk platform.
Botsing van (macht)systemen
Het politieke besluitvormingsproces in vrijwel alle westerse landen wordt nagenoeg volledig bepaald door transnationale bedrijven (ofwel multinationals), supranationale- en intergouvermentele organisaties en niet-gouvernementele organisaties en haar oligarchen (globalistische elite). In het Westen is een systeem gecreëerd waarin oligarchen de werkelijke (regeer)macht in handen heeft. Via hun bedrijven en organisaties bepalen zij uiteindelijk het (inter)nationale (politieke) beleid. Een ‘democratisch’ systeem – van o.a. publiek-private partnerschappen – welk door de Verenigde Staten van Amerika na de Tweede Wereldoorlog naar Europa is gebracht. Een systeem welk wereldwijd wordt gedomineerd door de Verenigde Staten van Amerika, in een unipolaire wereld.
Vooral Rusland – sinds vijftien jaar (2007) en de laatste jaren steeds heftiger – en China verzetten zich tegen deze vorm van democratie waarin ‘westerse globalistische elites’ de wereld steeds meer ‘leegzuigen’ (parasiteren). Zij streven naar een multipolaire wereld(orde). Een multipolaire wereld waarin de macht wordt gedeeld door soevereine, dus autonome regeringen van meerdere landen op basis van o.a. (vrijwillige) samenwerkingsverbanden en partnerschap en samenwerkingsrelaties met andere landen. Een ander systeem van internationale politieke en economische samenwerking in de wereld. Hierbij is in eerste instantie sprake van drie strategisch onafhankelijke én gelijkwaardige wereldmachten: China, Verenigde Staten en Rusland. Momenteel bevindt de wereld zich aan het begin van een “uni-multipolaire hybride” overgangsfase, een verschuiving van de door de Verenigde Staten van Amerika (VS) geleide westerse militaire, economische en financiële en culturele dominantie in de richting van en ontwikkeling naar een – in eerste instantie Euraziatisch – multipolaire wereld. De VS, daarbij gevolgd door de meeste westerse landen, wil een overgang naar een multipolaire wereld hoe dan ook, met alle gevolgen van dien, voorkomen.
Oekraïne is slechts een ‘pion’ waarmee de heersende globalistische elites in de Verenigde Staten van Amerika (en elders), via de door de VS opgedrongen proxy-oorlog in Oekraïne, Rusland willen verzwakken (tot ‘Balkanization’ of ‘fragmentation’ van Rusland). De strijd in Oekraïne is vooral een zeer heftige ‘botsing van systemen’.